De grens naar Oezbekistan vereiste wat dieper denkwerk. Niet dat het per se een ingewikkelde grens is, maar vooral vanwege de gewetensonderzoekende vragen van de douaneagent:
‘You have more than 5000 USD?’
‘No.’
‘Why?’
Jeetje, waarom eigenlijk niet?
‘You have wife?’
‘No.’
‘Why?’
Potverdorie, meneer. Ik weet het ook niet, het is er gewoon nooit van gekomen denk ik.
Nadat de douanebeambte me in een existentiële crisis had gestort, kwam ik de grens verder verrassend makkelijk over. Het systeem ken ik inmiddels: je krijgt een briefje en moet net als op de kleuterschool overal stickers en stempels verzamelen. Eén voor de tijdelijke invoer van de motor, één voor de wegenbelasting, één voor de douanecheck en eentje voor jezelf. Instructies? Natuurlijk niet. Je loopt gewoon op gevoel wat gebouwtjes in tot je het juiste mannetje hebt gevonden, en die laat je niet meer los totdat je de stempel te pakken hebt.
Vanaf Zuid-Kazachstan bevind je je weer onder de Turkse volkeren, een brede etnische groep die zich als een lint uitstrekt van Turkije tot de Oeigoeren in West-China. In Oezbekistan is die overgang compleet: sociaal en cultureel voelt het alsof je opnieuw Turkije binnenrijdt. En dat betekent twee dingen, zoals trouwe lezers weten. Eén: ongelooflijke gastvrijheid, ook hier krijg je water, thee of eten bij bijna elke stop. Twee: ongelooflijke klootzakkerij in het verkeer.

Het was nog erger dan in Turkije. Nog bizarder ook, want bijna iedereen rijdt in één van twee types witte Chevrolets: een sedan of een minibusje. Die auto’s worden hier gemaakt en zijn toegespitst op de lokale markt waar alles op gas draait, wat tanken soms een hele puzzel maakt. Maar het verkeer zelf is het echte probleem. Het is loeidruk, de wegen zijn compleet versleten en respect voor medeweggebruikers ontbreekt totaal, zeker als je op de motor zit. Je wordt constant van de weg geduwd, automobilisten halen in alsof je lucht bent, en als het ze te langzaam gaat, gaan ze volledig door het lint. Schreeuwen omdat je bij een tankstation je handschoenen nog staat aan te doen of boos toeteren omdat jij wél stopt bij een blinde kruising: allemaal doodnormaal hier.

Eén keer was het menens. Ik reed op een smalle eenbaansweg toen van achter een grote, gloednieuwe BMW met geblindeerde ramen, een zeldzaamheid hier, volledig door het dak ging omdat hij niet dwars door me heen kon. Toeteren, seinen, schreeuwen: het hele circus. Opzij gaan kon niet, naast me lag alleen zand. Dat ik mezelf daar niet vrijwillig in wierp pikte de bestuurder niet en besloot daarop om een poging te wagen mij dood te rijden. Ik overdrijf niet. Toen de weg, overigens na een seconde of 20, weer tweebaans werd bleef hij naast me rijden en probeerde me met zijn auto te rammen. Ik kon het ontwijken door de motor alsnog de zandbank in te sturen, waar ik hem met puur geluk overeind wist te houden.
Pas veel later hoorde ik van een hosteleigenaar wat hier voorgevallen was. Deze auto’s behoren tot de lokale elite, vrienden of familie van de dictator, voor wie het leven volledig consequentieloos is. Als zij iemand doodrijden komen ze daar gewoon mee weg.
In ongerelateerd nieuws ben ik geen voorstander van oorlog, behalve klasse-oorlog.
Goed, dit alles speelde zich af in het drukste deel van Oezbekistan, tussen de hoofdstad Tasjkent en de historische stad Samarkand. In de rest van het land schijnt het verkeer een stuk beter te zijn, maar dat zal ik nooit weten: de noordelijke grens met Kazachstan is al maanden zonder duidelijke reden dicht.
Heelhuids aangekomen in Samarkand viel de eerste indruk van de stad nogal vreemd uit. Langs de weg stonden honderden politiemensen in groepjes bij elk verkeerslicht, zogenaamd om het verkeer te “regelen” (doorwuiven bij groen, stoppen bij rood). ’s Avonds werd het nog bizarder, met tanks en paarden in de straten. Ik bedacht me dat er misschien wel wat officieels aan de gang was, maar nog voor die gedachte wel en goed was verwerkt kwam er met gigantische bombarie een colonne aan gepantserde voertuigen voorbij, van boven geflankeerd door legerhelikopters.

Het kwam nogal overdreven op me over allemaal. Ik stond er een beetje naar te kijken toen de politieagenten in de buurt boos begonnen te schreeuwen en te wuiven naar me. Heel groentjes wilde ik wel eens weten wat er aan de hand was en begon ik één van de agenten te bevragen, tot een meisje me bij m’n arm pakte en heel resoluut zei ‘we should walk’. Ik schrok, maar ze keek dermate serieus dat ik geen moment twijfelde en met haar meeliep.
Even verderop vertelde ze me dat de president samen met een aantal andere staatshoofden in die auto’s zat. Rond zulke momenten treedt de politie hard op, vanwege eerdere aanslagpogingen. Duidelijk. Ze stelde zich voor als Fatima en we raakten aan de praat. Ze vertelde hoe afgesloten het land nog niet zo lang geleden was: toeristen konden geen geld opnemen, visa waren vrijwel onmogelijk te krijgen en er gold een bizarre registratieplicht waarbij je je verblijfplaats dagelijks aan de staat moest doorgeven. Officieel geldt dat laatste nog steeds, dus ik doe het voor de zekerheid maar. Er gaan verhalen rond over corrupte overijverige grensagenten die anders geld eisen.
Sinds de dood van de vorige dictator in 2018 is er veel veranderd. Natuurlijk is hij vervangen door een nieuw exemplaar, maar het land is in ieder geval niet meer zo geïsoleerd als voorheen. Registreren is een stuk makkelijker en d’r is tegenwoordig zelfs een speciale toeristenpolitie die je overal mee kan en wil helpen.

Ook ik was naar Samarkand gekomen voor de Zijderoute geschiedenis. In de duizenden jaren aan overlandse handel tussen Europa en Azië was Samarkand misschien wel de belangrijkste stad, en dat heeft ze een flinke duit opgeleverd. De stad kent prachtige delen met de meest indrukwekkende bouwwerken, veelal mausolea en madrassa’s gedecoreerd met vele duizenden kleurrijke keramische tegels. Van dichtbij zijn ze zo glad geglazuurd dat je jezelf er bijna in kunt spiegelen. Dat gezegd hebbende bevinden deze bouwwerken zich relatief ver uit elkaar in een voor de rest foeilelijke en drukke stad. Bovendien zijn ze soms ronduit verschrikkelijk gerestaureerd, waarin alles weer helemaal als nieuw is opgebouwd met hedendaagse materialen en daardoor maar lastig te onderscheiden is van een Disney kasteel.

Het beeld dat ik schets van Samarkand klinkt misschien niet heel positief, maar dat zal ook in zekere mate aan mijn perceptie hebben gelegen. Ik was op dit punt nog steeds niet helemaal hersteld van de ziekte en het was als vanouds weer bloedheet, dus ik ging elke ochtend maar met weinig enthousiasme de deur uit. Ik probeerde het tempo wat omlaag te doen (niet m’n sterkste kant) en heb op een gegeven moment een halve dag gespendeerd onder de boom van de binnenplaats van een winkeltje. Beetje zitten, beetje koffie drinken, beetje spelen met de kinderen. Eigenlijk wel heel fijn en de eerste gevoelsmatige rustdag sinds Tbilisi ruim een maand eerder.

Na een paar dagen had ik het wel gezien in Oezbekistan. Toch ben ik blij dat ik er ben geweest: de bouwwerken in Samarkand waren de mooiste voorbeelden van islamitische architectuur die ik tijdens deze reis (en in mijn leven) heb gezien. Dat was ook één van de redenen dat ik naar deze regio wilde reizen. Ik zal zeker nog eens terugkomen, vooral naar het noorden, waar het rustiger schijnt te zijn en je kleinere, intiemere Zijderoutesteden vindt. Maar nu trok ik juist de andere kant op. Ik stond inmiddels dicht bij Tadzjikistan, en daarmee bij de Pamir bergen, die al vanaf het begin het echte kompas van deze expeditie zijn geweest.






Geef een reactie