Met bovenstaande gedachte besloot ik het stuur richting Noord-Albanië te draaien. Een goede vriend van me heeft ooit gezegd dat het daar prachtig is (shout out naar Giat) en hij had het bij het juiste eind.
Ik was onderweg naar het dorpje Theth, dat het rijden van een niet misselijke bergpas betekende. Wanneer de weg een gatenkaas is en vol met grind ligt, zijn steile haarspeldbochten nog best een uitdaging. Het grootste probleem lag echter in mijn medeweggebruikers. Ik ben zeer geïmponeerd door de vriendelijkheid van de Albaniërs, maar rijden kunnen ze niet. Ze gaan snoeihard over de rechte stukken maar anticiperen vervolgens niet voor de verloop van de bocht en moeten halverwege de ankers uitgooien. Als motorrijder moet je juist vóór de bocht alles geregeld hebben – middenin remmen terwijl je schuin hangt is geen optie.

In de hoogvallei aangekomen bevond ik me in een paradijsje. Ik kon kamperen in de tuin van één van de guesthouses. Een prachtig plekje, het bleek een soort hostel te zijn waar de familie elke avond en ochtend voor de gasten kookt. Bij het diner trof ik een bont sociaal gezelschap: een Poolse piloot die vliegen maar saai vond, een Japanner die in Delft studeerde en nu terug naar Japan liftte (hoe stoer is dat?!) en een groep Australiërs die van plan waren het op een tanken te zetten die avond. Of ik ook een biertje lustte?
Is de paus Katholiek?
Zodoende zat ik in de kroeg, tussen de rotsige bergpieken, met m’n nieuwe vrienden. Ik was gefascineerd door de gesprekken. Thuis was de vraag veelal waarom ik in hemelsnaam weer wegging, terwijl de vraag hier is waarom je in hemelsnaam ooit terug zou komen. Ik kon het in het bijzonder goed vinden met een meisje uit Sydney, die kennelijk in de absoluut top van de poëzie wereld zit in Australië. Wij hebben nog een tijdje doorgebracht die avond en afgesproken elkaar de volgende avond weer te treffen.

Ik had vrij vlug na aankomst al besloten om hier een dagje langer te blijven. In Sofia worden wat pakketjes bezorgd met spullen die ik nog nodig blijk te hebben, dankzij mijn ouders en wat online bestellingen. Alles heeft vertraging, dus had ik elke reden om even te wachten. De lichte hoofdpijn de ochtend erna bevestigde dat als een wijs besluit. Na het ontbijt om 8u ben ik in de hangmat gaan liggen, waar ik eigenlijk niet meer uit ben gekomen tot de middag. Ik had mezelf voorgenomen om een dag écht niks te doen. Om 17u was ik het zat en sneuvelde dat voornemen en heb ik toch nog een vlugge bergwandeling van 2 uurtjes gedaan.

D’r is ook iets bevrijdends aan op doorreis zijn. Men was erg druk bezig met welke hikes ze gaan doen en ik zou dat met 100% zekerheid normaalgesproken ook zijn. Dan zou ik het gevoel hebben dat ik vanalles mis als ik ze niet loop, maar nu weet dat ik er nog zoveel komen gaat. ‘S avonds had ik weer met dat Australische meisje afgesproken, maar doordat het diner uitliep en er nog het een en ander qua onderhoud aan de motor moest gebeuren is dat er nooit meer van gekomen. Jammer.
Ik had ook bedacht vroeg naar bed te gaan zodat ik eveneens vroeg op de motor kon zitten in de morgen, om daarmee de grote golf terugrijdende mensen voor te zijn op de technische bergpas. Zodoende reed ik om 8.30u omhoog en had ik de weg voor mezelf. Heerlijk was dat en ik vloog door de bochten. Maar nooit harder dan je kan gaan om op tijd te kunnen remmen voor een koe in de blinde bocht. Dat gebeurt namelijk, schat ik, in ongeveer 1 op 50 bochten.
Ik was graag nog langer gebleven om te voet de bergen in te gaan, maar de keiharde deadline waarop ik mij aan de Russische grens moet melden in verband met mijn visum zit in m’n achterhoofd. Als alles goed loopt, wil ik in Georgië de bergen in trekken. Tegen die tijd weet ik immers precies hoeveel dagen ik over heb.
Geef een reactie